We zijn geneigd dit als een technische vraag te zien met een verhandeling over productiekosten en conversierendementen. Maar de financiële parameters (tegen welk bedrag leen je het geld en over hoeveel jaar schrijf je het systeem af) zijn minstens zo belangrijk.
Het antwoord hangt er dus maar net vanaf welke bril je op zet. Welk financieel rendement wil je halen? En hoe lang laat je de zonnepanelen liggen? Er is een groot verschil tussen deze getallen van project tot project.
In de grafiek hieronder tonen we de historische ontwikkeling van de zonnestroom kostprijs voor drie verschillende ‘brillen’ die je op kunt zetten:
- “Consumenten”: Er wordt geld tegen actuele spaarrente van de eigen spaarrekening gehaald en de zonnepanelen blijven de volledige technische levensduur op het dak liggen.
- “PV projectontwikkelaar”: Er wordt geld tegen actuele zakelijke rentepercentages geleend en de zonnepanelen worden na 15 jaar afgevoerd en vervangen.
- “Korte termijn investeerder”: Er wordt geld tegen een hoge interne rendementseis geleend en de zonnepanelen moeten binnen 5 jaar terugverdiend zijn.
De grafiek toont de spectaculaire afname van de zonnestroom kostprijs: Van meer dan €2,00/kWh in 1990 tot minder dan €0,10/kWh nu. Maar óók toont de grafiek de grote spreiding in de getallen. Een consument die zegt “Ik wordt slapend rijk van mijn zonnepanelen! Het is verreweg de goedkoopste energiebron op aarde!” heeft gelijk want hij produceert voor €0,02/kWh. Maar een op korte termijn winst ingestelde investeerder die zegt “Zonnepanelen zijn veel te duur. Slechte investering.” heeft óók gelijk want hij produceert zelf zonnestroom voor €0,20/kWh.
De belangrijkste vraag die hieruit volgt is natuurlijk: Welke bril zet jij zelf op?